Libanon schreeuwt om Waarheidscommissie
Nederlands Dagblad, 13 december
Door Arthur Blok en Sharida Mohamedjoesoef
Het kan verkeren in Libanon. Nog geen jaar geleden protesteerden honderdduizenden demonstranten in Beiroet tegen de Syrische aanwezigheid en de pro-Syrische houding van hun regering. Sinds vorige week is het de beurt aan het pro-Syrische kamp om hun onvrede te uiten. Dit wantrouwen en verwijt domineren de nationale politieke agenda al decennia lang. Wat het land van de ceder nodig heeft is een Waarheidscommissie vergelijkbaar met die van Zuid-Afrika.
Afgelopen maand is het 63 jaar geleden dat Libanon onafhankelijk werd van kolonisator Frankrijk. Bij het opmaken van de balans moet worden geconstateerd dat er nauwelijks reden is tot vreugde. In plaats van een zonnige veelbelovende toekomst als verjaardagscadeau, viel het land ten prooi aan bloedige conflicten en sektarisch geweld, waarvan het einde nog niet in zicht is getuige de recente moord op de Libanese minister Pierre Gemayel.
Om iets meer te begrijpen van de complexiteit van Libanons huidige problemen, is een sprong terug in de tijd noodzakelijk, naar 22 november 1943: de dag dat de Franse driekleur plaats maakt voor de Libanese vlag. Op dat moment wordt er een politieke machtsstructuur geïntroduceerd die later de bron van veel problemen zal blijken. Zo wordt bepaald dat de maronitische christenen altijd de president leveren. De soennieten zorgen voor de premier en de sjiieten de voorzitter van het parlement.
Christelijke diaspora
Aanvankelijk leidt deze confessionele machtsverdeling niet tot noemenswaardige problemen. Maar in de jaren vijftig en zestig komt daar als gevolg van demografische ontwikkelingen verandering in. De christelijke diaspora enerzijds en de exponentiële bevolkingsaanwas bij de sjiitische moslims anderzijds, zorgt ervoor dat bevolkingsopbouw scheefgroeit. Terwijl dit zich tot op de dag van vandaag niet vertaalt in een evenredige politieke invloed.
De spanningen stapelen zich op als de PLO van Jasser Arafat - eerder door Jordanië de deur gewezen - de Libanese hoofdstad als uitvalsbasis kiest om haar strijd tegen Israël voort te zetten. Een strategische keus, want Arafat en de zijnen kunnen rekenen op de steun van veel Libanese moslims die zijn verwikkeld in een strijd tegen christelijk rechts.
In april 1975 slaat de vlam in de pan en begint een burgeroorlog die het land zestien jaar lang in een wurggreep zal houden. In het ‘Zwitserland van het Midden-Oosten’ heerst totale anarchie. Moslim- en christenmilities maken er de dienst uit, autobommen en ontvoeringen zijn aan de orde van de dag. Er lijkt slechts een regel te gelden: ‘Ik schiet, dus ik besta’.
Afgrond
Pas in 1991 brengt het Vredesakkoord van Taif weer wat pais en vree in het land. Libanon is dan wel meer dan tienduizenden doden verder en economisch totaal aan de rand van de afgrond gebracht. Het wantrouwen is groter dan ooit, en in plaats van het constitutionele roer drastisch om te gooien, wordt een pril bestand gesloten waarin de machtsstructuur van 1943 grotendeels van kracht blijft. Wel is de macht van de christelijke president wat teruggeschroefd ten gunste van de soennitische premier.
De sjiieten die sinds 1973 procentueel de grootste bevolkingsgroep zijn, blijven politiek gezien met lege handen achter. Zij voelen zich sociaal en economisch achtergesteld. Het is deze onvrede die Hezbollah als argument opwerpt om de wapens niet uit handen te geven. Steeds meer Libanezen, vooral niet-sjiieten, zien de Partij van God inmiddels als een vijfde colonne, dat eerder Iran en Syrië lijkt te bedienen dan Libanon. Hezbollah op haar beurt vindt dat haar tegenstanders hun oor te veel laten hangen naar de VS en Israël.
De tweespalt in de samenleving blijkt eens te meer na de moord op ex-premier Hariri in februari 2005, wanneer ruim één miljoen mensen de straat op gaan om het vertrek van Syrië uit Libanon te eisen. Syrië wordt verantwoordelijk gehouden voor de aanslag. Een paar dagen later is het de beurt aan de pro-Syrische Hezbollah om een massale tegendemonstratie te organiseren. Resultaat: aloude clanbelangen steken opnieuw de kop op. Oude angstvisioenen herleven nog meer wanneer in datzelfde jaar verschillende kopstukken uit pers en politiek worden vermoord. In alle gevallen gaat het om uitgesproken tegenstanders van de Syrische bemoeienis in Libanon.
Als Hezbollah in juli dit jaar op eigen houtje twee Israëlische militairen ontvoert en zes anderen vermoordt, zijn de rapen meer dan gaar. Israël lanceert een enorme aanval op het land en steeds openlijker klinken geluiden vanuit Libanon zelf, dat Israël maar voor eens en altijd korte metten moet maken met de militante organisatie. De oproep dat Hezbollah moet ontwapenen weerklinkt dan ook luider dan ooit. Maar Hezbollah houdt voet bij stuk.
Overigens is het zeer de vraag of met de ontwapening van Hezbollah alle problemen zijn opgelost. Wat blijft, is een land dat bol staat van onverwerkt oorlogsleed en wederzijds wantrouwen. Een eerste stap in de goede richting zou zijn om een Waarheidscommissie in het leven te roepen à la Zuid-Afrika, want zoals het nu gaat wordt het land keer op keer ingehaald door haar eigen beladen verleden. Dat kan ook niet anders als de kopstukken van weleer wederom de dienst uitmaken zonder ooit verantwoording te hebben afgelegd voor hun wanbeleid en misdaden tijdens de burgeroorlog. Met een Waarheidscommissie gebeurt dit alsnog en wordt het land gedwongen het eigen pijnlijke verleden onder ogen te zien. Nog eens 63 jaar van geweld is simpelweg geen alternatief.