Sunday, October 08, 2006

CLANCULTUUR FUNEST VOOR WEDEROPBOUW LIBANON

door Arthur Blok en Sharida Mohamedjoesoef

In nagenoeg alle landen in het Midden-Oosten maken al tientallen jaren dezelfde invloedrijke families de dienst uit. Vriendjespolitiek en corruptie zijn hierdoor aan de orde van de dag. In Libanon is het niet veel anders. Het zorgt ervoor dat de wederopbouw van het land net zo gefragmenteerd verloopt als dat de bevolking in religieus opzicht is samengesteld.

Eind augustus werd tijdens een internationale donorconferentie in de Zweedse hoofdstad Stockholm ruim 900 miljoen dollar ingezameld voor de wederopbouw van Libanon. Het land werd ruim een maand lang gebombardeered door Israel als vergelding voor twee ontvoerde Israelische militairen door Hezbollah. Vooral de infrastructuur vormde een belangrijk doelwit van het Israelische offensief. Volgens de laatste ramingen bedraagt de totale schade van deze blitzoorlog inmiddels tussen de 9 en 16 miljard dollar.

Waar de wederopbouw van een land in de meeste landen normaliter een overheidstaak is, ligt dat in Libanon gecompliceerder. Het Libanese sociale vangnet voltrekt zich voor een belangrijk deel langs confessionele lijnen. Zo was Hezbollah er als de kippen bij om in de rampgebieden de schade op te nemen en sjiietische families die huis en haard waren kwijtgeraakt ruim 10.000 dollar aan contanten te overhandigen.


Ook Saad al Harriri, die na de dood van zijn vader, de ex-premier van Libanon, Rafiq al Harriri, in diens voetsporen trad, liet weten samen mijn zijn vaders zus - parlementslid Bahia Harriri - vijf verwoeste bruggen in de buurt van Sidon te herstellen. Sidon is de geboorteplaats van zijn vader en de bevolking is er overwegend soennitisch.

Een dergelijke zorg voor de eigen achterban is voor een belangrijk deel geworteld in het feit dat familiewaarden en oude tradities in het Midden-Oosten uiterst belangrijk zijn. Nationale belangen vallen hierbij in het niet. Dat geldt ook voor Libanon, dat is opgebouwd uit een delicaat mozaiek van 18 verschillende religieuze sekten en stromingen. Enkele invloedrijke familieclans, compleet met eigen vlaggen, partijen en mediakanalen, maken hier al decennialang de dienst uit.

Bij Libanese christenen zijn dat vooraanstaande maronitische en Grieks-orthodoxe families zoals Gemayel, Frangie en Murr. Deze families hebben in de afgelopen decennia verschillende presidenten geleverd. In het Choufgebergte, iets ten zuiden van Beiroet, is het de invloedrijke Druzenfamilie van Walid Jumblatt die zorgt voor orde en gezag. Vroeger leidde Kamal Joumblatt de Druzendelegatie in het parlement. Nu doet zoon Walid dit.

Een andere belangrijke naam in het Libanese clanlandschap is die van Nabih Berri, die als sinds de jaren zeventig met harde hand regeert over de sjiietische Amalpartij. De oud-militieleider bekleedde verschillende politieke posten en is sinds 1992 voorzitter van het Libanese parlement, de hoogste post die een sjiiet volgens de Libanese grondwet kan bekleden.

Grote families werden in de tijd dat Libanon nog een Ottomaans mandaatgebied was, beschouwd als een "clan" en als zodanig behandeld. Deze zogenaamde familieclans staan tot op de dag van vandaag geregistreerd onder een bepaalde religie. In feite overheersen deze clans de Libanese samenleving nog steeds: op zowel het economische als het politieke front. De absolute hoofdregel is dat men altijd trouw blijft aan de eigen familietak en religie; met andere woorden: je verraadt je eigen clan nooit!

Zo is het de normaalste zaak van de wereld dat iemand uit het Libanese choufgebergte zich totaal niet verwant voelt met iemand uit de noordelijke havenstad Tripoli. Men voelt zich vooral verbonden met mensen van de eigen geloofsgroep of clan.

Een kwalijk neveneffect van een dergelijke clancultuur is dat er nauwelijks sprake is van nationale controle als het gaat om overheidsuitgaven. Geen geld, geen hulp is het motto in deze regio. Deze "voor wat, hoort wat" cultuur begint bij de slager om de hoek en eindigt ergens acter de schermen in het nationale bestuur. Het is dan ook niet verwonderlijk dat corruptie en nepotisme in de Libanese politiek schering en inslag zijn.

Nabih Berri, Walid Jumblatt, Michel Murr, het zijn namen die keer op keer in verband worden gebracht met corruptieschandalen. De moord op Harriri noch de "Cederrevolutie" die daarop volgde, bracht hierin verandering. Sterker nog, in Libanons beste feodale traditie werd Harriri's politiek onervaren zoon Saad als troonopvolger naar voren geschoven.

Of Libanon in staat zal zijn dit sektarische karakter van de samenleving te doorbreken, is zeer onwaarschijnlijk. Enerzijds is de verzuilde samenleving verankerd in de Libanese grondwet op basis waarvan zowel de regering als het overheidsapparaat zijn samengesteld. Anderzijds is ze vervat in een familie- en clancultuur die inherent is aan de regio zelf.

Bovendien is de kans erg groot dat het stopzetten van (politieke) privileges van familieclans in Libanon, een landje zo groot als de provincies Noord- en Zuid-Holland samen, een uiterst destabliserend effect zal hebben, wat in het slechtste geval kon uitmonden in een burgeroorlog. Reden genoeg voor de Libanese regering om niet te tornen aan de huidige sektarische machtsstructuren, ook als dat ten koste gaat van een efficientere aanpak van de wederopbouw van Libanon. Familie en religie eerst, dan pas het land van de ceder.

Eerder deze week gepubliceerd in het Reformatorisch Dagblad en het Nederlands Dagblad.